‘Hij werkte als kok
voor het koninklijk huis’
‘M’n vader was een vrolijke man die de kwaliteit haalde uit kleine dingen. Hij genoot van zijn gezin. Hij was er voor ons. Hij was aanspreekbaar, geïnteresseerd en luisterde. Vol met van die zinnetjes als: “een zure haring kan ook niet fietsen” als iets niet lukte, of “soep, sla, koffie en de deur uit” als het restaurant een beetje tegenviel. Toch was hij daar nooit helemaal onbevangen in. Er was ook altijd een kritische noot. Had je iets goed gedaan, dan kon het altijd beter. En dat voorbeeld gaf hij zelf ook. Door hard te werken, door het altijd beter te willen, door te laten zien dat hij goed was voor zijn gezin.’
‘Er is ook tegenslag geweest die hem heeft getekend. De hardste klap die hij nooit te boven is gekomen, is het overlijden van mijn broer. Hij is maar veertig jaar oud geworden. Terwijl mijn moeder het probeerde te verwerken door er over te praten, was mijn vader er juist heel gesloten over. Eigenlijk praatte hij nooit over zijn gevoelens, maar als zoiets gebeurt moet je toch érgens met je emoties naar toe. Hij deed dat door te schrijven. Over wat er in hem om ging na het overlijden van mijn broer schreef hij een heel schrift vol. Ik heb het een keer van hem gekregen om het te lezen. Daarna hebben we het er nooit echt meer over gehad. Hij kon dat niet opbrengen.